“Uilskuiken”. Dacht ik.
Over mezelf, dan nog.
Enfin, soms denk ik dat ook over anderen, maar nu dacht ik het over mezelf.
In deze tijden van zelfliefde en dies meer, is het natuurlijk vloeken in de kerk om jezelf zo toe te spreken.
Nu, dat heb ik ook al gedaan: vloeken in de kerk, meer bepaald, toen ik als jonge knaap misdienaar was. Nadat ik de priester vakkundig had geassisteerd bij de heilige communie, was ik op waardige, enigszins theatrale wijze achterwaarts getreden, en aldus was ik terug gaan zitten.
Helaas niet op de plaats waar mijn stoel zich bevond. Daardoor ontstond er een weinig elegante valpartij. Twee vrome, op leeftijd gekomen dames, vooraan op de eerst rij, hebben de rest van de eucharistieviering bijzonder weinig aandacht gehad voor het loven van de Heer. Voortdurend schoten zij opnieuw in de lach.
Was leedvermaak een Christelijke deugd, dan hadden we de documenten voor de Zaligverklaring én de Heiligverklaring in één keer kunnen invullen en versturen.
Nu. Waarom ik mezelf dan “uilskuiken” noemde, vandaag?
Wel, plots, bijna vier maanden na de marathon van Frankfurt begon het me te dagen.
Als het de ambitie is om in Düsseldorf sneller te lopen dan in Frankfurt (sneller dan 3u08), dan moet ik toch eens nadenken over hoe ik dat kan aanpakken.
Voor die 3u08 in Frankfurt heb ik me aardig moeten reppen, en onderweg heb ik geen enkele pauze genomen om toeristische bezienswaardigheden te, euhm, bezien.
Nu heeft coach Benny uiteraard een primadeluxe schema gemaakt, en Benny volgt dat goed op, en ook: ik voel de mentale steun! Maar daarnaast moet ik natuurlijk zelf ook zien uit te zoeken waar ik nog aan kan sleutelen, wat goed werkt en wat niet, etc. Er kan maar één iemand aanvoelen hoe het loopt, en dat ben ik zelf.
En aldus, zes punten waar ik aan dacht.
1. Méér kilometers?
Als je een marathon tot een goed einde wil brengen, is de eerste dimensie natuurlijk: voldoende kilometers malen.
Helaas, je kan het weekvolume niet eindeloos optrekken, of je komt té dicht in de buurt van overbelasting.
In de piekweken loop ik ongeveer 100 km per week, maar wie goede marathontijden wil neerzetten, gaat daar toch flink boven. Zo zag ik op Strava.
Een truuk die ik eerder al eens wou uitproberen is deze: dagen met twee trainingen inplannen. Dat heeft als voordeel dat je door de recuperatie tussen deze trainingen, méér kilometers kan maken. Helaas, juist toen ik die sluwe aanpak eens wou uitproberen (in december), geraakte ik gekwetst. Qua proactiviteit kon dat tellen.
Het idee staat nog op de radar. Misschien moeten we dat toch eens een tweede kans geven.
2. Tempo?
Waar ik veel aan heb, zijn de tempotrainingen die Benny opneemt in het loopschema. Gisteren was dat 3 keer 3 km voluit gaan, en als ik (heel) even mag zeuren: dat is een redelijk vermoeiende bezigheid.
Maar ze helpen wel goed! Deze week staat er opnieuw zo’n 3 x 3 km tempoloop op het programma, en ook een 4 x 2 km tempoloop. Vroeger durfde ik die wel eens skippen, maar nu denk ik toch dat hier toch de sleutel ligt. Deze trainingen blijven we dus naar godsvrucht en vermogen doen, maar de komende weken misschien met iets méér enthousiasme! 🙂
3. Voeding?
Hier is zeker vooruitgang geboekt. Alleen, één klein probleempje. Of neen, twéé probleempjes.
Ten eerste, als je té veel op je voeding let, dan kan je op het punt komen dat er niet voldoende brandstof in de tank zit. Dat ontdek je dan tijdens de tweede helft van een wedstrijd (of training), cfr. de halve marathon in Lier.
Ten tweede: life is not fair. Je kan zes dagen lang met véél discipline en engelengeduld goed op je voeding letten, en vervolgens, op de zevende dag, eens één dagje stevig schransen.
En nu mag u eens raden wat het zwaarste zal, euhm, doorwegen?
Dus, vooruitgang geboekt, maar nog steeds room for improvement!
We doen ons best! Gisteren heb ik uit het inspirerende kookboek van Runner’s World een gerechtje bekokstoofd met kikkererwten, spinazie, broodkruimels, enfin, allemaal heel eenvoudig, maar eerlijk waar: extréém lekker! 🙂 Dat mag je ook aan Kathelijne vragen. Maar niet aan de kinderen.
4. Meer races?
Ja, daar hou ik van: van tijd tot tijd eens een pittige race. Bv. De Midwinter Apeldoorn vorige week was een feestje. Dat geeft een goed gevoel. Je simuleert het lopen op wedstrijdtempo, en als dat goed gaat: dat geeft zelfvertrouwen. Tijdens die races merk je dat je conditie daadwerkelijk verbetert.
Wedstrijden tussendoor, dat wil ik wel meer doen.
Helaas, ook hier loop je natuurlijk het risico op blessures, etc., maar het is gewoonweg té fijn om via tussentijdse doelen die lange periode van vier à vijf maanden voorbereiding in kleinere stukken te verdelen.
Volgende week zijn we alvast ingeschreven voor de 25 km Natuurloop in Lier, je kan nog tot dinsdag voorinschrijven! En de week erna: Lembeke.
Ook de weken erna plannen we graag nog enkele races.
5. Méér krachttraining / core stability training?
De laatste jaren, besteed ik daar meer aandacht aan.
De laatste weken heb ik dat nog opgevoerd, want ik denk dat het helpt: dat een sterkere romp voor meer loopefficiëntie zorgt, en ook, omdat ik denk dat het effectief helpt bij het voorkomen van blessures.
Probleem hier, en daar kunnen we maar beter eerlijk in zijn: die oefeningen zijn niet altijd evenveel fun. Dat vergt dus een flinke dosis discipline.
Het lukt nu om er quasi dagelijks een kwartiertje tijd voor te maken, dat gaan we proberen vasthouden.
6. Mentaal?
Tijdens een race kan je in een opwaartse spiraal zitten: het gaat steeds beter, en je haalt lopers in.
Je ziet je gemiddelde snelheid kilometer na kilometer stijgen.
Héérlijk.
Maar minstens zo interessant: in elke marathon krijg je het op een bepaald moment moeilijk. Meestal ergens tussen km 32 en km 36. Dan treedt er verval op.
Slecht voor de moraal, want dan zie je de gemiddelde snelheid plots de verkeerde kant uitgaan.
Vermoeidheid in de benen is dan onvermijdelijk.
Maar de truuk zit in het hoofd. Zoals Eliud Kipchoge dat zei (en als hij het zegt, dan is het wààr):
“We lopen niet enkel met onze benen. We lopen ook met het hart en de geest. Als je lichaam moe is, maar de geest is nog fris, dan is er niets aan de hand. Maar als je geest moe is, en je lichaam is nog erg goed, dan zal je toch niets bereiken. Het belangrijkste is de geest. Die stuurt het lichaam aan. Ik hou mijn geest fris door positief te denken en door me op een goede manier te concenteren”.
Hmm. Op dit vlak heb ik nog wat werk aan de winkel.
Ik denk te snel dat ik moe ben, of dat ik het al aan het worden ben.
Daar gaan we dus aan werken.
Voilà. Bij deze: even diep nagedacht met welke troeven we de veldslag gaan proberen winnen, daar in Düsseldorf.
Uiteraard om nog verder over na te denken 🙂
En nu is het natuurlijk aan u!
Wat onderneemt u zoal, om een snellere hardloper te worden (als dat de ambitie zou zijn)?
Wij lezen het graag!
Op z’n Twitters: #Nieuwsgierig!
Met sportieve groeten,
Peter
====
Actiepunt 7: je passie delen met anderen. Je naasten, maar evenzeer met loopbuddies 😆
LikeGeliked door 1 persoon
Genoteerd !!! 🙂
LikeLike
[…] wie graag sneller wil lopen, zonder te moeten sportvasten, waren er nog de volgende 6 tips: https://peterdegroof.com/2017/02/13/sneller/ … Doe er uw voordeel mee, zouden wij durven opperen! […]
LikeLike